Samen leven doe je samen!

Inclusieve buurten

In probleemwijk Smitsveen gaan achterdocht en armoede hand in hand

Wat gebeurt er als mensen met problemen op een kluitje leven? Bewoners van Smitsveen weten het uit ervaring.

Fatima van zes hoog staat voor haar woning in de wijk Smitsveen. Haar galerijflat wordt door sommige wijkbewoners aangewezen als eentje vol problemen. Mee naar binnen mag niet, want het is er een zooitje, zegt Fatima. En ze wil ook liever niet dat mensen haar achternaam in de krant lezen. “Ik ben voor niemand bang behalve voor God, maar ik denk wel aan mijn drie kinderen.”

Ze draait haar deur op slot en loopt richting de lift. Lachend: “De flatgenoten houden me in de gaten.” Ze weet zelf wel waarom. “Ik ben iemand die problemen aankaart. Dat vinden mensen niet altijd leuk. Ik probeer nu wat meer op de achtergrond te blijven.” Toch komt ze van haar imago niet gemakkelijk af, zegt ze. “Als er politie komt, denken ze altijd dat ik heb gepraat.”

Fatima kwam op haar 21ste vanuit Marokko naar Nederland. Vijf jaar geleden kreeg ze een ongeluk en sindsdien moet ze rondkomen van een uitkering. Onderweg naar de lift wordt ze gebeld door een buurvrouw. “Die wil weten wie jullie zijn en wat jullie hier komen doen”, weet ze. De buurvrouw belt drie keer. Fatima drukt haar twee keer weg en zet dan haar telefoon op stil.

‘Vroeger was het wel anders. Toen pakte de politie ze soms hard aan.’

Fatima was een aantal jaren buurtouder. Mooi werk was dat, zegt ze. “We liepen met een groepje rond. ’s Avonds met zaklampen. Dan zagen we hangjongens en hangmeisjes en dan vroegen we: wat doen jullie? Vaak hadden ze niets te doen en dan vroegen we weer: wat zouden jullie willen doen? Dan was het antwoord: ‘Niets. Hier zitten’.”

Nu mist ze het respect voor de politie. “Vroeger was het wel anders. Toen pakte de politie ze soms hard aan. Nu betekent de politie niets meer voor hangjongeren. Dat ligt niet aan Smitsveen of Soest, daar moet de overheid iets aan doen.”

Fatima stapt de lift uit en loopt naar het voedselruilhuis, gevestigd in een berging onder de flat aan de Varenstraat. Twee potten doperwten voor de prijs van één gekocht? Dan kunnen buurtbewoners er een komen omruilen voor iets uit het winkeltje. Zoals luiers, shampoo of iets anders te eten. Voor wie echt niets heeft, zijn er noodpakketten met basisingrediënten.

Om de hoek van de in beton gegoten bergingsgang bevindt zich de kleding- en cadeautjesbank. Wie kinderkleertjes zoekt, maar zonder geld zit, kan er terecht. Is de juf jarig? Dan regelt initiatiefnemer Sonja Wolf vast een kleinigheidje. Fatima helpt er een aantal dagen in de week.

“Ik klopte er eens zelf aan, mijn koelkast was kapot, net voor Kerst”, zegt ze. Sonja Wolf: “Ja, ik heb ik haar een beetje geholpen.” Fatima vindt Wolf duidelijk te bescheiden: “Ze heeft me gered.”

Tussen de ‘georganiseerde puinhoop’, zoals Wolf het zelf noemt, haalt ze een bloeddrukmeter uit een doos. Die is voor een bewoner die weigert naar de dokter te gaan. Sonja instrueert een van de vrijwilligers: “Ik wil dat ze even meet, met iemand er bij.”

Ik heb al mijn trots opzijgezet en hier aangeklopt’

In de berging staat moeder Angela Bottenberg (38) kleding te vouwen. “Toen ik mijn kleine kreeg – nu negen maanden – heb ik al mijn trots opzijgezet en hier aangeklopt. Omdat de aanvraag voor de Voedselbank nog op zich liet wachten”, zegt ze. “Van 80 euro in de week kon ik met mijn werkende man en twee kinderen niet rondkomen. Dan ben je thuis en denk je: zal ik luiers kopen en vanavond maar niet eten?

Wolf helpt het liefst iedereen. “Het maakt me niet uit hoe oud je bent of welke kleur je hebt”, zegt ze. Al ziet ze wel dat die verschillen voor veel mensen in haar buurt wel uitmaken. “De Marokkanen blijven bij de Marokkanen en de Somaliërs bij de Somaliërs. Er wordt wel gezegd dat hier alles goed mixt, maar volgens mij valt dat tegen.”

Wat Fatima vervelend vindt, is de jaloezie als iemand van Wolf iets mee naar huis krijgt. “Sommige bewoners vinden het oneerlijk dat buren spullen krijgen”, zegt Fatima. Sonja: “Ja, maar diezelfde mensen misbruiken mijn voedselruilhuis en kledingbank door die spullen online te verkopen Dat is niet de bedoeling. Punt uit.”

Om twaalf uur sluit Wolf af. “Ik moet thuis de ingeleverde kleding wassen, zodat we die weer kunnen weggeven”, zegt ze. Bottenberg en Fatima willen net afscheid nemen als ze een agent een zwarte jongen in een grijs vest met capuchon achterna zien rennen. “Varenstraat!”, roept Wolf naar de agent. Na een tijdje loopt de agent onverrichter zake terug. Met een knipoog: “Ik weet wie het is, hoor.” De drie moeten lachen. “Welkom in Smitsveen.”

De volledige naam van Fatima is bij de hoofdredactie bekend.

Bron: Trouw